De bewaarplaats heeft een ronde vorm met een vier en een halve meter dikke doorlopende betonmuur, die is bekleed met op hun kant geplaatste, gesinterde straatklinkers en die een uitgemetselde, veelhoekige gootrand heeft. In de gevel is een metersbreed majolica tableau geplaatst met wapenschild tussen twee heraldische leeuwen.
Op de muur links van de ingangspartij is in op de steen gebakken letters de volgende, latijnse tekst aangebracht: "ANNO DOMINI MCMXLII EGREGIIS ARTIS PATRIAE MONUMENTIS INGENTIBUS BELLI PERICULIS DEO JUVANTE ERIPIENDIS FIRMISSIMUM HOC REFUGIUM AEDIFICANDUM CURAVIT POPULUS BATAVUS". Zowel de aanwezigheid van het tegeltableau als die van deze tekst kunnen worden uitgelegd als een daad van verzet tegen de bezetter die de supervisie had bij de bouw.
Op de muur rust een massief kegeldak, dat op het hoogste punt een dikte heeft van negen meter en is gedekt met holle en bolle pannen, de zogenaamde monniken en nonnen. De enige opening in de muur is afgeschermd door een vier meter dikke betonnen schermmuur met halfrond voorportaal en een met een stalen plaat afgeschermde doorgebroken rondbooggang, die loopt in het verlengde van de ingang van de bewaarplaats. De toegang bestaat uit dit met ijzeren hekken afgesloten voorportaal dat leidt naar een sluis met twee stel 17cm dikke stalen kluisdeuren.
De ronde, twee etages tellende binnenruimte van de bewaarplaats wordt op de begane grond gedeeld door de muren, waartussen zich de toegangssluis bevindt. Verschuifbare stalen rekken (ongeveer 60 beneden, ongeveer 80 boven) zijn bestemd voor het ophangen van schilderijen. Tegen de schermmuur staan in de vorm van een cirkelsegment de woonvertrekken opgesteld, waarvoor zich een terras bevindt met bakstenen muurtjes.
De woonvertrekken hebben gestuukte plafonds met schijnvoegen en zijn voorzien van brede eikenhouten vensterpartijen met roedenverdeling, gezet in kozijnen van shockcrete. Aan de kopse zijden zijn de afgeronde hoekpartijen uitgebouwd en hoger opgaand met een rechte afsluiting. De buitendeuren ernaast zijn van staal en voorzien van een rond venster met stijlen en regels.
Achter de woonvertrekken loopt een gang met aan het rechter eind een ruimte met eennoodstroomgenerator.
Het woongedeelte heeft een uit twee delen samengesteld dak met daartussen een muurtje. De kapdelen bestaan uit segmenten met een rechte onderzijde en zijn evenals de bewaarplaats gedekt met monniken en nonnen.
Rondom de woningen loopt een met klinkers bestraat pad, begrensd door een bakstenen muurtje met verlichtingselementen in de cirkelvormige uiteinden. In het bos vlak achter de bewaarplaats bevindt zich een heuvel waarin een depot was gevestigd, bestaande uit twee rechthoekige vertrekken achter een voorhof met betonnen muren, bekleed met baksteen en met een stalen deur onder een betonnen luifel.